Intertekstueel redeneren in de onderbouw (ii): hoe pak je het aan?

Wat gebeurt er als leerlingen zelf redeneren over teksten en de docent niet optreedt als alwetende verteller? In dit blog deel ik een aantal opties om teksten te benaderen vanuit een vergelijkend perspectief, waarbij de eigen interpretaties van de leerlingen zelf centraal staan. In het voorgaande blog lees je waarom dit de moeite waard is.

Teksten vergelijken

Er zijn oneindig veel manieren om teksten te vergelijken. Ik deel een paar opties, zoveel mogelijk inclusief kant-en-klaar lesmateriaal.

Naar het Britse voorbeeld kun je twee teksten of twee tekstfragmenten uit dezelfde periode naast elkaar leggen; Bas Jongenelen doet dit in het Basisboek historische letterkunde met De reis van Sint Brandaan en Der naturen Bloeme, de encyclopedie van Jacob van Maerlant. Eilandvissen houden zich niet aan genregrenzen en blijken in fictieve en in non-fictieve teksten voor te komen. Wat zegt dit over de Brandaan? Hoe lees jij dit, en hoe denk je dat de middeleeuwse lezer de Brandaan las?

Bespreek niet de historische context voordat je de teksten leest. Laat het lezen van de tektfragmenten de introductie tot de context zijn (naar voorbeeld van het literatuurhistorisch redeneren van Mantingh & Bax). Leerlingen komen vanzelf met vragen als je vanuit de tekst(en) vertrekt. Baseer wat je over Brandaan, Van Maerlant en de middeleeuwse wereld vertelt op de interesses van de klas. Of laat ze zelf op zoek gaan in digitale bronnen, zoals de pagina over Brandaan op Literatuurgeschiedenis.org.

Historische teksten kun je natuurlijk ook diachroon lezen. Samen met Theo Witte verzorgde ik een Masterclass (online terug te kijken) over thematisch lezen, waarin onder meer Mariken, Sara Burgerhart en Roodkapje met elkaar vergeleken worden. Incl. uitgewerkte lessenserie.

Linda Ackermans maakt mooie vergelijkingen tussen young-adultromans en de volwassenencanon. Dit maakt de overgang van onderbouwlezen naar bovenbouwlezen soepeler.

Tekstwerelden bouwen aan de hand van één boek

Ook als je één boek leest kun je een vergelijkend perspectief hanteren en zodoende leerlingen helpen om oog te krijgen voor de literaire context(en) van een boek.

Bijvoorbeeld door gebruik te maken van de contexten die literaire jeugdboeken zelf aanreiken. Zie als concrete uitwerking van deze benadering de animatie en lesbrief bij Tonke Dragt en Paul van Ostaijen op de historische avant-garde pagina van Literatuurgeschiedenis.org (onderaan de pagina).

Vraag bij een klassikaal boekgesprek naar de verwachtingen die leerlingen hebben bij een boek, op basis van de flaptekst, het omslag en het eerste hoofdstuk. Wat voor boek is dit? Hebben ze al eerder iets gelezen van deze auteur?

Vraag ook welke associaties een boek oproept; zijn er andere boeken/films/series waar je bij het lezen van dit boek aan moest denken? Op deze manier krijg je als docent een beeld van de canon van de klas: de teksten die de leerlingen gemeen hebben.

Tot slot een lesplan van Susan Beckers dat met verschillende teksten uitgevoerd kan worden. Het is een speelse werkvorm waarin leerlingen ontdekken wat een klassieker is: een tekst die in verschillende contexten op verschillende manieren gelezen kan worden. Dat is meteen ook de premisse van dit blog: dat jonge lezers canonteksten kunnen, mogen, moeten lezen. Zij hebben als lezers een toegevoegde waarde omdat ze hun eigen betekenissen toevoegen en oude teksten laten voortleven. Het omgekeerde geldt natuurlijk ook: de klassiekers hebben een toegevoegde waarde voor de jonge lezers.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *