Welke verwachtingen nemen jonge leerlingen mee bij het lezen van een tekst? Hoe krijg je als docent inzicht in hun culturele referentiekader, en waarom is het belangrijk om deze kennis expliciet te maken en uit te breiden? In dit blog schrijf ik over het belang van een vergelijkend perspectief, waarbij ik aandacht besteed aan het literatuuronderwijs in het Verenigd Koninkrijk waarin vergelijkend lezen al een belangrijke rol speelt. In deel twee geef ik praktische tips: hoe pak je dit aan in de klas?
Praten met en over literatuur
Ik ben groot voorstander van een open benadering van literaire teksten in de klas. Jonge lezers nemen hun eigen leeservaring mee, die anders is dan de ervaring van de docent. Kinderboekenauteur en leesbevorderaar Aidan Chambers ontwikkelde een methode waarin het stellen van vragen bij een tekst en het praten over mogelijke betekenissen centraal staat. Dit komt ook tot uiting in onze huidige definitie van literaire competentie als ‘praten met en over literatuur,’ waarbij de lezer verbanden legt binnen de tekst, tussen teksten onderling en tussen de tekst en de wereld (zie Gertrud Cornelissen).
In de praktijk is het soms een uitdaging om leerlingen aan de praat te krijgen over een tekst. (Ik schreef eerder een blog met praktische tips bij het voeren van een boekgesprek.) Chambers opent in Vertel eens met vragen naar de dingen die lezers opvallen of die ze moeilijk vinden. Dit is een vraag die bij middelbare scholieren een lastig vertrekpunt is, omdat je dan moet toegeven dat je iets niet snapt. Als je twee teksten met de klas bespreekt, is de openingsvraag productiever: ‘Welke overeenkomsten en verschillen zie je?’
Teksten vergelijken
Als je leerlingen wilt helpen in gesprek te gaan met en over een tekst, is het inzicht dat teksten zelf ook met elkaar in gesprek zijn een zeer bruikbaar uitgangspunt. In het Britse curriculum voor Key Stage 3, gericht op leerlingen in de onderbouwleeftijd, is het vergelijken van teksten een expliciet benoemd leerdoel. Leerlingen lezen en vergelijken teksten uit dezelfde periode, van dezelfde auteur, en uit verschillende periodes. Daarnaast herlezen ze een boek dat ze op jongere leeftijd lazen: een mooie manier om leerlingen inzicht te geven in hun eigen leesontwikkeling.
Vergelijkend lezen zou naar mijn idee een goede vertaling kunnen zijn van de minder concreet geformuleerde richtlijnen in het visiedocument ‘Bewuste geletterdheid’, waaruit ook de ambitie spreekt om leerlingen bewust te maken van de literaire traditie waar een tekst onderdeel van is. Ook kan het vergelijkend lezen leerlingen helpen om narratief begrip op te bouwen. Door teksten onderling te vergelijken kun je reeds aanwezige kennis over verhaalpatronen activeren. Bij Chambers is deze dimensie ook al op de achtergrond aanwezig. Met zijn vraag: ‘hoe weet je dat?’ wil hij leerlingen stimuleren om na te denken over de kennisbronnen die ze aanspreken in hun interpretaties. Redeneren ze vanuit de tekst? Hun kennis van het genre? Of van verhaalpatronen?
In de didactische theorie wordt vergelijken als denkvaardigheid van een hogere orde gezien. Net als het aanspreken van reeds bestaande kennis is dit een bewezen effectieve leermethode. (zie bijvoorbeeld Marzano & Miedema (2008)). Bij andere onderdelen van het schoolvak Nederlands is het vanzelfsprekend om nieuwe kennis in te bedden in de reeds bestaande kennis die leerlingen hebben. Misschien is dit in het fictieonderwijs minder gangbaar omdat er weinig concrete leerdoelen zijn die we nastreven in de onderbouw en omdat er (helaas!) geen doorlopende leerlijn is die het leesonderwijs op de basisschool met het onderwijs op de middelbare school verbindt. Van Lierop DeBrauwer & Bastiaansen-Harks (2005) wijzen op het belang van longitudinaliteit in het literatuuronderwijs: er zouden meer verbindingen moeten zijn tussen wat je leest in de onderbouw en in de bovenbouw. De overgang van de onderbouw (lezen voor de lol) naar bovenbouw (lezen voor de lijst) is nu te groot. Daarbij is het niet alleen zinvol maar ook motiverend om het literatuuronderwijs in de onderbouw serieuzer aan te pakken; om aan te sluiten op wat leerlingen al weten en ze beter voor te bereiden op het lezen van literatuur in de bovenbouw. Intertekstueel redeneren kan hier een rol in spelen. In deel twee van dit blog geef ik enkele tips hoe je dit aan kunt pakken in de klas.