Waarom zou je complexe canongedichten willen lezen met middelbare scholieren? In dit blog bespreek ik de ervaringsgerichte en de analytische benadering van gedichten. Aan de hand van een lesopzet bij de Oostakkerse gedichten van Hugo Claus laat ik zien dat het van belang is om leerlingen op verschillende manieren met gedichten aan de slag te laten gaan.
Ervaringsgericht versus analytisch poëzieonderwijs
Om het poëzieonderwijs dicht bij de leerling te laten komen, kun je de belevingswereld van leerlingen als vertrekpunt te nemen. Je begint dus met hun eigen gevoel en hun eigen associaties bij een gedicht: ervaringsgericht poëzieonderwijs. Dit kan heel goed werken. Het maakt mij gelukkig als een leerling om een kopietje vraagt van een gedicht van Babs Gons of wanneer een gedicht over moeders van Johanna Kruit op een handgeschreven briefje mee naar huis gaat, voor mama. Maar dat zijn niet de enige ervaringen die ik leerlingen gun. Het is ook heel belangrijk om eens te puzzelen op een ogenschijnlijk onbegrijpelijk gedicht, en te ervaren dat je er eigenlijk best wel mee uit de voeten kunt. In een poëzieleerlijn zouden deze verschillende ervaringen met gedichten aan bod moeten komen.
Literaire helden in de klas
In maart woonde ik een nascholing bij van de Koninklijke Academie van de Nederlandse Taal en Literatuur (KANTL): ‘Literaire helden in de klas.’ Een van de presentaties ging over de Oostakkerse gedichten van Hugo Claus. Dit is, zoals de organisatie al aangaf, ‘niet de gemakkelijkste keuze die een docent kan maken.’ Maar prof. dr. Kevin Absillis (Universiteit van Antwerpen) liet in zijn presentatie overtuigend zien dat de raadselachtigheid van deze gedichten geen hindernis hoeft te zijn voor minder ervaren lezers. In mijn optiek biedt deze raadselachtigheid juist de mogelijkheid om samen te zoeken en te bevragen wat er staat en hoe je het leest. Hoe creëer je een veilige werkklimaat als je alleen maar toegankelijke gedichten behandelt, die precies aansluiten op de leeservaring van leerlingen? Wanneer je klassikaal iets leest en bespreekt, helpt het enorm als het voldoende uitdagend is. Vragen stellen is dan veel vanzelfsprekender.
Opzet van de poëzielessen
- Absillis zet in op ‘culturele geletterdheid’ en ‘leesbereidheid’.
- Hij start met een close-reading van een van de gedichten uit de bundel: ‘De zee’.
- Het gedicht en de leerling-lezer staan centraal.
- Zelfs bij een uitdagend gedicht als ‘De zee’ hoef je als docent niet als alwetende verteller op te treden, als je de leerlingen maar de juiste handvatten aanreikt om zelf te interpreteren.
- Met behulp van semantische velden rondom gegeven begrippen (zee, dier, mens, seks, geboorte, land) boren leerlingen verschillende betekenislagen in het gedicht aan.
- Zodoende komen leerlingen zelf op het spoor van de thematiek van dit gedicht.
- Na de analyse van ‘De zee’ biedt Absillis opties om kriskras door de bundel op ontdekkingstocht te gaan.
- Vervolgens geeft hij suggesties voor een ‘onderwijsleergesprek’ waarin leerlingen leren benoemen waarom dit gedicht moeilijk te begrijpen is.
- De vragen sturen leerlingen op twee mogelijke lezingen van het gedicht, waarbij teruggegrepen wordt op de semantische velden.
- De leerling ontwikkelt zelfvertrouwen: ook zonder specialistische kennis is hij of zij in staat om een gedicht te interpreteren.
- Ik vind het heel tof dat leerlingen ook uitgenodigd worden om het gedicht genderkritisch te lezen.
Doelgroep en ervaringen in de klas
Deze lesopzet is geschikt voor leerlingen in klas 4, 5 en 6. Omdat ik volgend jaar pas lesgeef in de bovenbouw, besloot ik de les uit te proberen in 3 vwo. Ik had dit schooljaar een klas met lezers van divers niveau, die bovendien nog niet zoveel ervaring hebben met ‘cryptische poëzie’. Maar als havo 2 te interesseren is voor Paul van Ostaijen, moest Hugo Claus in vwo 3 ook wel lukken. En zo was het. In een versimpelde vorm ben ik met de lessenserie aan de slag gegaan. Leerlingen hebben in groepjes de woordwebben gemaakt. Het was tegelijkertijd een poëzieles en een woordenschatles. Dat een woord als ‘baren’ ook golven betekent, was bij veel leerlingen onbekend. Nadat we het gedicht op verschillende manieren lazen (als een gedicht over de zee, en als een gedicht over seks) zei een derdeklasser: ‘Dit is echt een topgedicht!’. Een andere leerling gaf aan, dat zij meteen al zag dat het over meer ging dan alleen de zee. We hebben niet de hele lesopzet gedaan. De kritische distantie in de afsluitende opdracht vond ik te hoog gegrepen voor klas 3. Maar deze eerste resultaten smaken naar meer. Volgend jaar maar eens zien wat mijn bovenbouwleerlingen ervan maken. Welke conclusie trek ik hieruit? Stuur in je les niet alleen op een persoonlijke beleving van gedichten maar bied leerlingen ook de kans om zelfvertrouwen en culturele geletterdheid te ontwikkelen door met complexe en raadselachtige gedichten aan de slag te gaan.