Bij het lezen van het Basisboek historische letterkunde waande ik mij terug in de collegebanken bij een docent die vol enthousiasme kan vertellen over zijn vak. De historische letterkunde heeft dit soort enthousiasme nodig. In de kennisbasis voor het tweedegraadsgebied begint de literatuurgeschiedenis na 1880 en in de onderbouw wordt er geen enkele eis gesteld wat de kennis van de canon betreft. Kerndoel 8 schrijft voor dat de leerling in de onderbouw ‘verhalen, gedichten en informatieve teksten’ leest die ‘aan zijn belangstelling tegemoet komen en zijn belevingswereld uitbreiden’. Dit hoeven geen canonieke teksten te zijn, er wordt geen verdere invulling gegeven aan deze teksten. Jongenelens boek laat niet alleen zien wat een armoede dit is, maar toont ook hoe je de canon in de klas kunt benaderen: als een goed verhaal.
Jongenelen begint met de twaalfde eeuw (‘veel is er niet van over, maar gelukkig hebben we de fragmenten nog’), Hadewijch (‘your own personal jesus’) en een heerlijke omschrijving van het hoofse taalgebruik die het goed zal doen in de middelbareschoolklas. Het hoofdstuk over negentiende-eeuws nationalisme toont de domineedichters in een andere hoedanigheid. Jongenelen citeert een humoristisch anti-nationalistisch gedicht van De Génestet (‘O land van mest en mist, van vuilen koude regen..’). De romantische obsessie met sprookjes als uiting van de volksaard was naar mijn mening beter op zijn plek in dit hoofdstuk dan bij ‘Manuscriptficties,’ waar Jongenelen de verzameling van de gebroeders Grimm noemt. Het gaat immers niet om verzonnen manuscriptvondsten, maar om een zoektocht naar de eigen identiteit in de volkscultuur. Dit hoofdstuk kun je integraal behandelen in de bovenbouw, eventueel in combinatie met de online colleges van Geert Buelens over De leeuw van Vlaanderen: hoe kan een roman een land bij elkaar brengen?
Er is nog heel veel meer te vertellen en citeren. Jongenelen noemt het eerste Nederlandse science-fictionverhaal (dit hadden mijn tweedeklassers ook leuk gevonden toen we dit genre besproken), de gedichten van de zussen Loveling (Virginie Loveling is recentelijk heruitgegeven door Fixdit), en natuurlijk ben ik blij met de uitgebreide aandacht voor Mariken van Nieumeghen als tekst die de overgang van een mondelinge naar een voornamelijk schriftelijke verhaaltraditie markeert. Ik vind dit zelf ook een heel fijne tekst om met leerlingen te lezen en bespreken.
Dat het geen slecht idee is om historische letterkunde onderdeel te maken van het onderbouwcurriculum komt en passant ook nog aan bod. Volgens Jongenelen zijn er teksten die eigenlijk thuishoren in de canon van de jeugdliteratuur, maar ten onrechte in de volwassen canon opgenomen zijn. Hij stelt dat we de fabels, maar ook teksten als Karel ende Elegast moeten lezen in het licht van de kinder- en jeugdliteratuur. ‘Als je Karel ende Elegast leest met de jeugdliteraire bril op, lees je ineens een heel ander verhaal’. Reden temeer om deze teksten ook met jonge leerlingen te lezen: niet alleen omdat zij het geïntendeerde publiek zijn, maar ook omdat zij nieuwe betekenislagen aan de tekst toevoegen.
In de klas
Wat fijn is aan het Basisboek historische letterkunde is dat de teksten zelf centraal staan. Sleutelfragmenten introduceren de thema’s en ook in het lopende verhaal wordt er geciteerd uit diverse bekende en minder bekende bronnen. Je kunt als docent Nederlands heerlijk grasduinen in dit boek, de mogelijke lesinvullingen worden je op een presenteerblaadje aangereikt. Ik licht een van deze voorbeelden toe. Ik vergelijk Jongenelens introductie van de tekst met een traditionele benadering van de historische letterkunde in de klas.
De Reis van Sint Brandaan wordt door Jongenelen samen met een fragment uit een middeleeuwse encyclopedie gepresenteerd. Uit Brandaan selecteerde Jongenelen een beschrijving van de ‘eilandvis’ die de Ierse abt onderweg tegenkwam. Hij plaatst dit naast een beschrijving van walvissen uit Der naturen bloeme, de middeleeuwse encyclopedie van Jacob van Maerlant. Deze fragmenten zijn heel geschikt om in de klas te lezen, vergelijken en bespreken. Van Maerlants beschrijving van walvissen die zo groot zijn dat ze een berg op hun rug dragen, ligt vrij dicht bij Brandaans eilandvis. Hoe moeten we Brandaan lezen? Als een mooi verzinsel? Of als een bron van kennis? Werd Brandaan door de middeleeuwers veel serieuzer genomen dan wij nu doen, zoals Jongenelen stelt?
Tegenwoordig waarderen we De reis van Sint Brandaan als ‘een van de bijzonderste verhalen die de Middeleeuwen ons hebben nagelaten’. Medioneerlandicus Frits van Oostrom prijst het verhaal omdat het zo’n bizarre mix is van van alles: ‘geestelijk en wereldlijk, heldenverhaal en heiligenleven, informatie en amusement, het sacrale en het speelse.’ Terwijl de negentiende-eeuwse literatuurgeschiedschrijver W.J.A. Jonckbloet het om precies diezelfde reden een ‘stuitend misbaksel’ vond. Het reisverhaal leek ontsproten aan ‘eene kranke individuele fantazie [die] allerlei ongelijksoortige overleveringen met smakelooze monniksbeuzelarijen samenstrengelt’. Deze receptiegeschiedenis is niet alleen leuk maar ook relevant om te bespreken in de klas. Het inzicht dat de waardering voor een tekst door de tijd heen verandert, biedt ruimte aan de interpretatie van de leerling. Je hoeft de canon niet als ‘galerij der groten’ te benaderen in de klas. Dat lijkt me funest voor het leesplezier van de leerlingen. Zet twee teksten naast elkaar, of twee interpretaties van dezelfde tekst, en je hebt allerlei ingangen voor een klassikaal gesprek waarin de interpretaties van de leerlingen centraal staan.
Bij de verwerkingsopdrachten op Lezen voor de lijst slaat de fantastische tekst van de Brandaan helaas helemaal dood. Het lijkt de makers van de opdracht niet te gaan om het verhaal zelf, maar om de betekenis ervan:
Brandaan maakt een avontuurlijke reis. Maar achter dat avontuur schuilt een diepere, religieuze betekenis. Bestudeer de bronnen en beantwoord aan de hand daarvan onderstaande vragen om de ware redenen van Brandaans avonturen te ontdekken.
Lezen voor de lijst, verwerkingsopdracht bij De reis van Brandaan
Er volgen een aantal vragen en opdrachten die de leerling op christelijke motieven wijzen. Wat een rare omweg om via dit fantastische verhaal uit te willen komen bij je eigen in steen gebeitelde interpretatie over de diepere, religieuze betekenis ervan. Ik denk dat die religieuze betekenis de leerlingen van nu juist het minste interesseert. De tekst zelf des te meer: dit is je reinste Harry Potter. Waarom zou je het verhaal zelf negeren? In Wilminks berijming spat het vertelplezier ervan af. Laat leerlingen zelf beredeneren of ze dit als diep-religieuze parabel interpreteren, of als fijn vermaak voor rond het kampvuur. Of allebei. Voor bovenbouwleerlingen lijkt het me niet te veel gevraagd om Van Oostroms eerder geciteerde karakterisering van Brandaan als een soort postmoderne vertelling avant la lettre erbij te pakken. (Die ook mooi te vergelijken is met de receptiegeschiedenis van Moriaen). Voor mijn onderbouwleerlingen gaat het mij in de eerste plaats om het ontdekken van de Brandaan zelf, het genieten van het verhaal en de verwondering over de toegang die deze tekst biedt tot die middeleeuwse wereld van lang geleden. Brandaan is net als veel andere klassiekers integraal online te lezen. In Willem Wilminks vertaling (bulkboek) en in zijn oorspronkelijke vorm (dbnl). Wat je nodig hebt is een reden om De reis van Sint Brandaan erbij te pakken in de klas. Het is de grote verdienste van Jongenelens Basisboek Historische letterkunde dat het allerlei ingangen biedt om bekende en minder bekende teksten te behandelen in de les. Mijn exemplaar van zijn reis door de Nederlandse canon zit vol met post-its voor lesideetjes. Lees dit boek en vind inspiratie om oude teksten te laten leven in de les.