Het is poëzieweek! Het motto dit jaar is ‘bloesemingen en overvloed,’ het thema ‘natuur’. Met steun van Stichting Lezen, de KB en de Taalunie maakten wij een animatie en lesbrief over natuurgedichten. De animatie fungeert als een een intertekstuele reis door de canon die leerlingen laat ervaren wat natuurgedichten zijn en hoe je ze kunt lezen.
Het dichten over de natuur heeft natuurlijk een lange geschiedenis, die ook voor jonge leerlingen interessant is. In de animatie van zo’n drie minuten worden verschillende canonieke gedichten geïntroduceerd, waaronder een natuurgedicht van Guido Gezelle (De mandelbeke) en het Deltawerkengedicht van Ed Leeflang. Met deze animatie willen we leerlingen helpen om een beginnend literair-historisch bewustzijn te ontwikkelen, door ze te wijzen op de traditie waar gedichten uit voortkomen. Jeugdliteratuurwetenschapper prof. dr. Maria Nikolajeva (2010) ziet het herkennen van literaire context als cruciaal onderdeel van het ontwikkelen van literaire competentie.
De vragen die centraal staan in de animatie zijn: wat betekent het om te dichten over de natuur? Wie is er aan het woord? En over wie gaat het: de mens, de natuur of de band tussen mens en natuur? De antwoorden worden niet kant en klaar voorgeschoteld. In de lesbrief worden de thema’s die de animatie aanstipt verder uitgewerkt en wordt naar de volledige teksten van de geciteerde werken verwezen. Deze opzet is dus hetzelfde als bij de animatie over Paul van Ostaijen en Tonke Dragt: de rijmende robot.
Je kunt de animatie en lesbrief vinden op deze literatuurgeschiedenispagina en bij de lesmaterialen van de Poëzieweek. Als de campagne voorbij is zal ik de animatie ook delen op klassiekers in de klas.