Een literatuurleerlijn ontwerpen voor de vierde klas

Geef jij losse literatuurlessen en projecten, of zijn je lessen ingebed in een doorlopende leerlijn? In dit blog deel ik de manieren waarop ik de afgelopen jaren met een leerlijn voor de vierde klas bezig ben geweest, met wisselend succes. Voor mijn gevoel begint die leerlijn nu pas echt vorm te krijgen. Lees hier mijn proces en de overwegingen erachter.

Doordat ik eerst mijn tweede- en daarna mijn eerstegraadsbevoegdheid haalde, heb ik de afgelopen jaren op de scholen waar ik werkte veel lesgegeven in de derde en vierde klas. De vierde klas markeert de overgang van onder-naar bovenbouw en van vrijblijvend fictie lezen naar ‘lezen voor de lijst’. Onderzoek van Stichting Lezen (2020) en Helma van Lierop-DeBrauwer (2005) noemt de overgang van onder- naar bovenbouw een van de kantelpunten in de leesontwikkeling van een jongere. Leerlingen moeten zich oriënteren op een nieuw boekenaanbod en gaan in veel gevallen voor het eerst complexere en literaire teksten lezen, terwijl ze hier in de onderbouw niet altijd naartoe werken. Dit overgangsmoment vereist daarom zorgvuldige begeleiding.

Het begeleiden van die overgangen voor het literatuuronderwijs en het literatuurgeschiedenisonderwijs vind ik bijzonder interessant. Aan de ene kant valt er natuurlijk veel meer te lezen in de onderbouw dan alleen maar de teksten die leerlingen individueel aankunnen. Als de nieuwe kerndoelen hun beslag krijgen in de lespraktijk zal dit die overgang al minder scherp maken. Maar het blijft natuurlijk zo dat je in klas vier op de drempel staat van de volwassenenliteratuur en je thuis moet geraken in een heel nieuw aanbod aan boeken. Wat je dan zou willen bereiken is dat leerlingen op school de literaire leesvaardigheid ontwikkelen om van deze ontdekkingsreis te kunnen profiteren als lezer en als mens. Daarnaast zijn er teksten die je ze op school wilt meegeven. Want: waar komen ze die anders tegen? (De Reynaert bijvoorbeeld, zou best expliciet in de eindtermen genoemd mogen staan wat mij betreft.)

Klassikale beleving in plaats van individuele ervaring

Omdat ik tot de eerste lichting leerlingen behoor die volgens de principes van het studiehuis literatuurles kreeg (of eigenlijk: geen les kreeg maar individueel leesdossiers volschreef), heb ik een zeer sterk ontwikkeld vooroordeel over de werkzaamheid van dit model. Er blijft naar mijn idee weinig ruimte over voor plezierige interacties over literatuur tussen leerling en docent, laat staan het onderwijzen ervan. Tegelijkertijd heb ik zeer warme herinneringen aan mijn geschiedenisdocent van de middelbare school die iedere onderwijsvernieuwing liet voor wat het was en gewoon ontzettend goed kon vertellen.

Mijn persoonlijke voorkeur voor de klassikale beleving van teksten komt hier vandaan. Een gedeelde leesbeleving vind ik misschien wel belangrijker dan de individuele leeservaring. Het is waardevol om als klas een gezamenlijk referentiekader aan teksten op te bouwen (en zo leuk als de gesprekken op gang komen, wat zeker niet altijd gebeurt). En als dat dan ook nog resulteert in een mondelinge verwerking in de les in plaats van het nakijken van stapels leesdossiers is er ook op dat gebied winst geboekt.

Een schooljaar lang alle teksten klassikaal behandelen en samen bespreken is natuurlijk een beetje te veel van het goede, er moeten ook nog argumentatieschema’s (etc. etc. etc.) aan bod komen. Daarnaast is het voor leerlingen fijn om klassikale leesprojecten af te wisselen met het lezen naar eigen keuze. Idealiter zit daar een logische opbouw in: door eerst vooral gezamenlijk te lezen, dan kun je modellen hoe je een literaire tekst leest, leerlingen kunnen ervaringen uitwisselen met elkaar en zodoende samen betekenis geven aan teksten, voordat ze ieder voor zich een eigen boek naar keuze lezen en daar iets over moeten kunnen zeggen. Ik denk niet dat ik hiermee op een algemeen principe gestuit ben maar deze opbouw werkt voor mij prettig. Er zit een afnemende mate van ondersteuning in en een toenemende vrijheid.

Eerste poging tot een leerlijn

Toen ik voor het eerst lesgaf in de vierde klas zag mijn ‘leerlijn’ er ongeveer zo uit. Je kunt het eigenlijk geen leerlijn noemen, want er zit helemaal geen logica achter, alleen het feit dat leerlingen per periode een literair werk lezen gaf een bepaalde structuur. Ze begonnen gewoon meteen met individueel lezen en bleven dit het hele jaar doen. Aan het einde van periode 1 maakten ze een toets verhaalanalyse en ter voorbereiding daarop bespraken en analyseerden we verhalen in de les. Dit stond dus los van de roman die ze zelf lazen in die periode. In periode 4 was er naast het individuele lezen een klassikaal leesproject rondom een middeleeuwse tekst. We lazen destijds de Moriaen. In totaal lazen mijn leerlingen dus vier moderne of hedendaagse literaire teksten en een middeleeuws werk.

Al met al zat er weinig lijn. Wat wel goed werkte waren de niveaubepaling en leesautobiografie als startopdrachten in periode 1. Leerlingen lieten zich hierin kennen als lezers en deelden zichzelf in naar de niveaus van Theo Witte. Dit doe ik nog altijd, het zijn leuke opdrachten om te maken en om te lezen en het geeft mij meteen een goed beeld van de leerlingen als lezers. Daarnaast vormt dit de basis voor de individuele leestips. Een handelingswijze die ik zie bij alle docenten Nederlands die ik ken. (En deze factor, van aanbod-op-maat, wordt keer op keer als gouden oplossing voor de leescrisis geopperd, terwijl het toch op veel scholen de dagelijkse gang van zaken is, en een passend aanbod alleen natuurlijk nog geen literatuuronderwijs is. )

De tweede versie

Mijn herontwerp van de leerlijn voor klas 4 zag er als volgt uit. Gezamenlijk starten met een klassikaal leesproject waarin de docent het literaire lezen modelt en de verhaalanalytische begrippen als instrument aan bod komen. Dus geen ‘feature spotting’ maar bijvoorbeeld vragen over het effect van het perspectief. En ook geen losse verhalen om begrippenanalyse te trainen maar praten over het boek dat je samen leest. De leesautobiografie en de niveaubepaling hield ik erin als startopdracht. Vervolgens lazen leerlingen in groepjes van vier een boek (periode 2). Ik maakte hierbij gebruik van de boekenclubdidactiek van Anouk de Kleijn. Het derde boek in de derde periode was een vrije keuze binnen een gedeeld thema, wat klassikale uitwisseling mogelijk maakt omdat je verschillende teksten met elkaar kunt verbinden. En ook hier kwam in periode vier een middeleeuws werk aan bod dat we samen lazen. In deze opzet lazen leerlingen dus vier werken waarvan een historische tekst. Ik had de wens de gelezen boeken uit de vierde met een eindmondeling af te ronden maar dat is mij op beide scholen (nog) niet gelukt!

Wat ik nu doe

Op mijn huidige school geef ik nu voor de tweede keer les in de vierde klas. en Wat vwo 4 betreft is de leerlijn eindelijk opgebouwd zoals ik hem graag zou willen hebben. We hebben samen als sectie besloten om drie werken van voor 1880 te lezen in vwo 4. Dan hebben we in de vijfde ruimte voor de negentiende eeuw. (Ter vergelijk: Havo 4 leest een historisch werk.) Drie historische teksten klinkt misschien ambitieus maar het is best te doen met drie lesuren per week en een beetje valsspelen, waarover later meer.

We beginnen dit schooljaar met een klassikaal leesproject waarbij leerlingen een tweede titel naar keuze ernaast lezen. De klassikaal behandelde tekst is Het jongensuur. Als verwerking maken leerlingen in tweetallen een podcast over beide teksten: Het jongensuur en hun titel naar keuze. Wat ik fijn vind aan deze opzet is dat het leren praten over boeken in de les de ruimte krijgt en in de verwerkingsopdracht ook de kern is waarop leerlingen beoordeeld worden. ‘In gesprek gaan met en over teksten’ is waar het bij literaire leesvaardigheid om gaat, ten slotte. De podcastopdracht is door een oud-collega uit de sectie geïntroduceerd en wordt erg gewaardeerd door onze leerlingen.

In periode 2 lezen we klassikaal de Reynaert in de bewerking van Tonnus Oosterhoff met allerlei leuke en creatieve opdrachten eromheen. Fantastische voorleestekst. Ik kan het iedereen aanbevelen. In periode 3 lezen we fragmenten van Lucifer en Sara Burgerhart, het Wilhelmus en wat andere liederen en gedichten. Sowieso start ik elke les met een gedicht, maar van een leerlijn poëzie is nog geen sprake. We bezoeken daarnaast met de leerlingen een theatervoorstelling van De klucht van de molenaar en zo komen we dus aan die drie historische werken.

Periode 4 is gereserveerd voor het lezen van het derde moderne of hedendaagse werk. Ze lezen dus – als het goed is- zes boeken dit schooljaar, drie historische en drie moderne, hoofdzakelijk in de les, deels thuis en dat is best haalbaar. (Het jongensuur is een vrij dun boekje en de Klucht van de molenaar kost ons zelf geen lestijd en sommige andere vakken een lesmiddag vanwege ons bezoek aan de voorstelling, dus ik speel misschien een beetje vals.) En als je je afvraagt waar ik überhaupt al die (voor)leestijd vandaan haal met mijn drie lesuren: het woord ‘signaalwoord’ is tot het einde van periode 2 nog niet gevallen en ‘zakelijk lezen’ krijgt niet meer ruimte dan strikt noodzakelijk. Ondertussen wordt er natuurlijk van alles gelezen maar zonder de gebruikelijke geestdodende opdrachten die het schoolvak Nederlands zo afgrijselijk maken voor leerlingen. (De moeilijkheid van historische teksten doet leerlingen natuurlijk ook weleens zuchten. Maar het gaat tenminste ergens over.)

Qua toetsing komt er een literatuurgeschiedenistoets aan het einde van periode 3, over de middeleeuwen – achttiende eeuw, met natuurlijk veel aandacht voor de gelezen werken. De opdrachten van voorgaande jaren die goed werkten heb ik erin gehouden (de niveaubepaling van lezen voor de lijst en de leesautobiografie). Verder maken ze zoals gezegd een podcastopdracht in periode 1 en het gelezen werk uit periode 4 komt terug in een schrijfopdracht.

Ik kan er dus geen mooi en logisch ogend stroomdiagrammetje bij verzinnen, want het is nu eigenlijk klassikaal + individueel + thematisch / klassikaal / klassikaal / individueel. Dit heeft te maken met het grote aandeel van de historische letterkunde. Deze teksten komen het beste tot hun recht als ze klassikaal beleefd worden. Of misschien is het gewoon de manier waarop ik er zelf het meeste plezier aan beleef, dat kan natuurlijk ook. Hoe dan ook zit er nu voldoende inhoud, ambitie en structuur in het programma. Nu de uitvoering nog.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *